“Een groote weg zoude nieuw leven en welvaart aan vele dezer weinig begunstigde streken verschaffen, terwijl de niet onaanzienlijke dorpen en plaatsen Winterswijk, Ruurlo, Vorden, Warnsveld, Zutphen, Gorssel en Deventer aan elkander zouden geschakeld worden, en al die onberekenbare voordeelen genieten, aan de groote communicatieën verbonden”.
De Buiten Laarpoort te Zutphen in 1878
De reiziger die in 1816 de Laarpoort in Zutphen verliet om naar Vorden, Ruurlo of Winterswijk te reizen, had het niet gemakkelijk. Naar onze huidige maatstaven gerekend zouden de karrensporen en modderpoelen die in die tijd een belangrijk deel van de wegen uitmaakten als vrijwel onbegaanbaar beschouwd worden. Maar ook de toenmalige reizigers klaagden steen en been. Als het IJsselwater hoog was begon het ongemak al tussen Zutphen en Warnsveld, waar de weg dan blank stond.
Het karrenspoor van Warnsveld over Vorden naar Wientjesvoort lag hoog en was ook in tijden van regen nog begaanbaar. Dit traject heette dan ook de hoge of winterweg.
De lage of zomerweg, die ten noorden van Vorden over het Kleine- en het Grote Veld naar de Wientjesvoort liep, de huidige Oude Zutphenseweg, was in natte tijden volledig onbegaanbaar
Op bovenstaande verpondingskaart van 1807 vallen enkele zaken op, ten eerste de ten noorden van het dorp liggende, toen nog onontgonnen, heidevelden en ten tweede de weinige bomen in die tijd, zelfs zo weinig dat de bomen die er toen al wel stonden, speciaal op de kaart waren ingetekend, bijna onvoorstelbaar in de nu zo lommerrijke streken rondom Vorden.
Het traject tussen Wientjesvoort en Ruurlo, of je nu de zomerweg door de Ganzensteeg, of de winterweg door de Branderborgersteeg nam, beiden hadden in natte tijden zeer slechte, natte en moerassige stukken.
Voorbij Ruurlo was er eigenlijk geen weg richting Groenlo en Winterswijk. Een karrenspoor door de daar aanwezige enorme venen en moerassen was soms in de zomer wel eens begaanbaar maar meestal moest er voor een fikse omweg over Borculo gekozen worden.
Reizigers vanuit Zutphen naar Winterwijk gingen in die tijd al helemaal niet over Ruurlo, maar namen de veel hoger gelegen route over Hengelo(G) en Aalten, of Lichtenvoorde.
Plannen maken en ideeën opperen is in de politiek van alle tijden, zo ook hier, want al in 1782 voelde men de noodzakelijkheid om de weg van Zutphen naar Winterswijk te verbeteren en toen Koning Lodewijk Napoleon in het begin van de 19e eeuw een “diensttournée”door Gelderland maakte werden de plannen aan hem voorgelegd en zelfs door hem goedgekeurd, maar het bleef bij plannen en partiële verbeteringen.
In1817 werd er op aandringen van de beide provincies Gelderland en Overijssel een commissie benoemd die samen met de betreffende burgemeesters plannen moesten ontwikkelen voor middelen “ter verbetering van de wegen op Duitsland welke niet van Rijkswege onderhouden worden”.
Maar het duurde nog negen jaar voordat de kogel door de kerk ging in het Koninklijk Besluit van 11 september 1826:
Wij Willem, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot Hertog van Luxemburg, enz. enz. enz.
Hebben goedgevonden en verstaan:
- Aan de Heer A.P.R.C. van den Borch van Verwolde Octrooi te verlenen tot den aanleg der wegen van Zutphen naar Deventer en van Zutphen naar de grenzen en zulks met bepaling dat de nadere gedetailleerde rigting dier wegen aan Onze goedkeuring zal moeten worden onderworpen en dat dezelve zullen moeten loopen over de navolgende hoofdpunten als:
- van Zutphen over Gorsel naar Deventer
- van Zutphen over Vorden, Ruurlo, Groenlo en Winterswijk naar de grenzen”.
De heer van den Borch van Verwolde was Staatsraad en Districtcommissaris.
De Koning verleende een subsidie van ƒ 150.000,-- en kwam met aanvullende bepalingen die er op neerkwamen dat alle verdere kosten, zoals klinkers, bruggen enz. “geheel door de geoctrooijeerden zullen moeten gedragen worden, zonder eenige verdere aanspraak te maken op eenig meerdere subsidie uit ’s Rijks kasse”.
De weg moest dus betaald worden uit de opbrengsten van tollen, die bij de steden, en verder om de 5 kilometer geplaatst mochten worden.
Op Vordens grondgebied waren er langs deze weg drie tollen, tegenover de Kruisdijk, net voor de Wientjesvoort en in ’t Medler op de kruising met de Schoneveldsdijk.
Opvallend hoe smal hier de weg was, 4,2 meter.
Ik heb wel eens gehoord dat er nog een tol was en wel in het afgebroken huis van Bijenhof/Huisman aan de Zutphenseweg, waar nu De Steege begint. Dit huis stond wel heel erg vlak langs de weg, maar verder heb ik daar nog geen nadere aanwijzing voor het bestaan van een tolhuis kunnen krijgen.
Verder bepaalde de Koning dat er onmiddellijk diende te worden begonnen met het maken van een volledig plan voor de aan te leggen wegen, geadviseerd door de Ingenieurs of geëmployeerden van de Waterstaat en onderworpen aan nadere goedkeuring van de Koning.
Tolhuis dat stond langs de Zutphenseweg tegenover de Kruisdijk.
1826: het jaar van de voorbereidingen.
In de praktijk bleek echter dat men al lang met de voorbereidingen was begonnen, want in een verzoek aan de Waterstaat van maart 1826 vraagt Van Der Borch om te mogen bestraten “den grooten weg der 1ste klasse, no 8, van Deventer over Gorssel naar Zutphen en den provincialen weg der 1ste klasse van laatstgenoemde stad over Vorden en Ruurlo tot Winterswijk”.
Onderhand was er door de Waterstaat een globaal plan uitgewerkt waarin het gekozen tracé grotendeels de bestaande wegen volgde en op het moeilijke traject Vorden – Ruurlo werd er voor gekozen door de al bestaande lanen van de daar aanwezige landhuizen Medler, Wiersse en huize Ruurlo te gaan.
Deze bestaande lanenstelsels waren door de landheren al in de 18e eeuw aangelegd, ze hadden een verhoogd zanddek en aan beide zijden sloten voor een goede afwatering, dat waren relatief goede wegen, waar de reiziger in het natte seizoen dankbaar gebruik van maakte. Alleen sloten ze niet of nauwelijks op elkaar aan dus moesten er onhandige kruip door en sluip door weggetjes gebruikt worden om van de ene laan in de andere te komen, maar ja, alles is beter dan natte voeten natuurlijk.
Het kostenplaatje.
De totale kosten voor deze beide wegen werden geraamd op ƒ 500.621,25.
De gouverneur van Gelderland meende dat het wel voor een ton minder kon “als alle onnoodige bogten zullen zijn afgesneden, de weg eene lengte van 10 uren bedroeg, anders zoude de uitvoering van dit werk moeten achterwege blijven”.
Grappig om te lezen vind ik het taalgebruik uit die dagen en dat de lengte van de weg niet in kilometers, maar in uren gaans werd aangegeven, net zoals op die houten handwijzer in Hakfort, b.v. “Baak 1 uur”.
De plannen werden voorgelegd aan de bestuurders van de verschillende gemeenten.
In Warnsveld was men heel positief over het initiatief en even zuinig bij het trekken van de portemonnee, maar particulieren droegen ƒ 27.100,- bij, waaronder ƒ 2.000,- van J.A. van Dijk, eigenaar van buitenplaats ’t Velde.
Ook instellingen in Zutphen, zoals Oude en Nieuwe Gasthuis, Bornhof, St. Antonijs Grote Broederschap en Burgerweeshuis droegen bij in het benodigde kapitaal.
De gemeente Vorden liep over van enthousiasme zoals te lezen valt in onderstaand schrijven “waardoor aan deze streken een geschikter communicatie met de naburige steden mogelijk wordt en de nijvere Ingezetenen dus de vruchten zullen kunnen plukken en, dewijl men algemeen wenscht, de steenstraat door ’t bewoonde gedeelte, Wiersse, Medler, Mossel, Veldwijk, bijzonder door het dorp Vorden komen zal.”
Vooral dat was voor de inwoners van het dorp van groot belang, dus niet de Oude Zutphenseweg volgen maar het nieuwe tracé door het dorp.
Van de bijdrage in de kosten door de gemeente Vorden zal men toen wel niet wakker gelegen hebben want met moeite kon er een bedrag van ƒ 1.500,- bij elkaar geschraapt worden, echter de bijdragen van de gegoede landeigenaren en zelfs de minder gegoede ingezetenen logen er niet om, er kwam maar liefst een bedrag van ƒ 36.000,- ter beschikking.
Al op 2 februari 1827 wordt bij koninklijk besluit toestemming gegeven voor het aanleggen der weg.
Daarna begon de verwerving van de benodigde gronden en dat verliep voorspoedig en grotendeels op basis van minnelijke schikking met de grondeigenaren, slechts in enkele gevallen was onteigening nodig.
Zoals op de schets duidelijk te zien is wilde men graag een wegprofiel met een totale breedte van 22 m. maar dat bleef een droom voor de plannenmakers, zoals blijkt uit een schrijven van de Commissarissen van de Weg aan de Gouverneur van Gelderland: “Commissarissen hebben niet meer onteigent of kunnen onteigenen als 10 el ter zake dat de eigenaars wel gronden ter algemeene nutte, maar geensins tot voor landerijen nadeelige beplanting wilden afstaan”.
De maten waarmee men in 1817 werkte: 1 el = 1 meter; 1 palm = 1 decimeter; 1 duim = 1 centimeter; 1 streep = 1 millimeter.
Uitgedrukt in tegenwoordige maten zag het bestek voor de weg er als volgt uit:
4,2 meter voor de rijbaan, daarlangs aan iedere kant een grasbaan van 2,9 meter, zodat een totale obstakelvrije zone van 10 meter ontstond. Daarbuiten lagen dan de taluds voor insnijdingen en ophogingen en soms de bermsloten. De totale breedte van dit ideale profiel was dus 18 meter. Waar de grond goedkoop was kon een dwarsprofiel van 22 meter aangekocht worden, waarbij aan één of aan beide zijden een houtwal kon worden aangelegd. Deze breedte van 22 meter is alleen bereikt in delen van het bijna-niemandsland tussen Ruurlo, Groenlo en Winterswijk.
In onze streken, tussen Warnsveld, Vorden en Ruurlo verkreeg men de minimaal benodigde breedte van 10 meter en daarmee basta! Ook weigerden de eigenaren van bouwlanden langs de weg om de Staat toestemming te geven voor beplanting, want dat was ten nadele van hun grond en gewassen.
Over die beplanting is trouwens, nadat de weg gereed was, in 1830 en 1831 nog een enorme ruzie uitgebroken tussen 2 overheidspartijen, namelijk de Commissarissen van de Weg, die alleen nog het financieel beleid voerden en het Amortisatie Syndicaat, dat tot taak had de nieuwe rijkswegen te beheren en waarin de Koning een zeer grote invloed uitoefende. Dit Syndicaat wilde langs de hele weg beplanting met bomen en de andere partij was daar tegen, evenals de aangelanden, zoals we al gelezen hebben.
Dit heeft geleid tot een erg versnipperde beplanting langs onze rijksstraatweg en dat is tot op de dag van vandaag nog goed te zien, b.v. hele stukken langs de Zutphenseweg zijn aan weerskanten beplant met eiken, behalve in de bebouwde kom, daar staan alleen bomen langs de zuidkant van de weg. Langs de Ruurloseweg staan op de Enk helemaal geen bomen, verderop weer gedeelten wel aan één kant en bij het Medler en de Wiesse werd de beplanting door de landgoedeigenaren bepaald en verzorgd, evenals in de Ruurlose lanen.
De aanleg van het definitieve tracé van Zutphen naar Wientjesvoort
“Van af de buitenvestingwerken van Zutphen in een regte lijn tot de tolbrug en van daar op den ingang van het dorp Warnsveld en de straat in het dorp volgende zo ver die met keien is bestraat. Van daar den bestaanden weg in een cirkelvormig beloop langs Baank en De Kap”.
Dit was de bestaande weg over de Warnsveldsedijk en langs t’ Gallilée, waar in 1830 de Algemene Begraafplaats van Zutphen zou worden aangelegd.
Die dijk werd opgehoogd en recht getrokken en er werd een nieuwe houten tolbrug aanbesteed die over de waterdoorlaat geplaatst zou worden, waardoor bij hoog water het overtollige IJsselwater naar het noorden af kon stromen om bij De Pol weer in de IJssel terug te vloeien.
Deze brug kwam op 92 meter afstand van de straatweg van Warnsveld te liggen.
Op 25 september 1827 meldde de ingenieur van de Waterstaat G.J. Dibbets aan zijn chef in Arnhem dat de brug gereed was op het verven en eenmaal teren na en de gemeente Zutphen beplantte de dijk met canada populieren.
Voorbij Warnsveld bij de Kappe boog de weg naar Vorden naar rechts met een wijde bocht achter het Jachthuis langs naar de Graffelbrug over de Onderlaatse Laak. Op die plaats ligt nu nog steeds een houten bruggetje, dat iedereen kent die wel eens op de fiets voorbij Het Groot Graffel door het Veldersebos is gereden.
De nieuwe weg zou dat tracé volgen en was ook zo ingetekend op de tekening, maar om onbekende redenen is dat plan op het laatste moment veranderd. Het definitieve traject ging nu bij de Kappe rechtdoor tot aan de al lang bestaande middenlaan van buitenplaats ’t Velde en daar door die laan naar rechts, voor langs het Jachthuis.
Tolhuis aan de Vordenseweg in Warnveld, net naast hotel Het Jachthuis.
Waar deze laan de laak kruiste werd een nieuwe brug gelegd.
Op dit punt werd het werk op 24 juli 1827 tijdelijk beëindigd, zo meldt Ing. Dibbets, “zo ter voorkoming van nodeloze schade aan de eerlang rijp geworden rogge, als ter afwachting van een beslissend alignement voorbij de buitenplaats het Velde”.
De ononderbroken lijn geeft het definitieve traject tot Wientjesvoort aan
Het traject van ’t Velde naar Vorden was een van de eenvoudigste stukken van het tracé van de nieuwe rijksstraatweg.
Duidelijk is in ieder geval dat men op meerdere plaatsen tegelijk aan het werk was, hetgeen mede blijkt uit een rapport van Ing. Dibbets op 22 mei 1827 waarin hij meldt: “Het punt van aanvang der werkzaamheden heeft plaatsgehad aan de Hakkerij nabij Vorden vanwaar dit werk regelmatig door de Heijde is vervolgd tot aan de bebouwde gronden van de Eijerkamp, de aspro priatie van dit terrein nog niet hebbende plaats gehad, is men weder aan de Hakkerij voord begonnen en door de bestaande alleeën tot nabij Vorden gewerkt, alwaar de grond op de meeste plaatsen slechts eene egalizering vereischte, door de bouwlanden voor Vorden met eene regelmatige toog volgens de kaart gewerkt zijnde, heeft men in het dorp zelve ook de amotien en verbredingen gedaan welke den aanleg dezer weg vereischte”.
Wat komen we nu te weten uit dit deel van het rapport?
De Hakkerij is een bekende naam die hoort bij de boerderij die links aan de Zutphenseweg staat tegenover de villa Pax. Van daaruit richting Warnsveld was er alleen maar heide tot aan boerderij Eijerkamp, dat is de boerderij annex manege links van de weg en staande vlak bij de huidige rotonde in de rondweg om Zutphen.
Vanaf de Hakkerij naar Vorden geen heide meer maar bomen langs de bestaande weg, want er wordt gesproken over “alleeën”, en vlak voor het dorp Vorden bouwlanden. Dat moet dan, komend vanuit het dorp, rechts van de weg geweest zijn tot aan de Mispelkampdijk, want op dat stuk hebben ook later nooit bomen langs de weg gestaan, dit in tegenstelling tot de linkerkant waar wel bomen staan. Aan die linker kant waren vroeger dus waarschijnlijk weilanden en dan waren bomen kennelijk geen bezwaar.
Op de zeer gedetailleerde verpondingskaart uit 1811 is duidelijk te zien dat de doorgaande wegen in Vorden oorspronkelijk een driesprong vormden.
Burgemeester Gallée benoemt die routes in 1815 als volgt:
“No 1: De weg van Zutphen over Warnsveld, Vorden, Hengelo, Zelhem, Halle naar Winterswijk, Aalten en elders.
No 2: De weg van Zutphen, Warnsveld, Vorden naar Ruurlo en elders “.
Hieruit blijkt dus dat de nieuw aan te leggen rijksstraatweg zorgde voor een veel directere route naar de regio voorbij Ruurlo, met name richting Groelo.
Het tracé door “de kern” van Vorden wordt als volgt omschreven:
“Door het dorp, met eenige opruimingen om de strekking een goede loop te geven, tusschen de huizen en hoven van Mellink en Elshof tot aan het einde van hetzelve”.
De haakse bocht, die in de komende jaren te realiseren reconstructie van de dorpskern, als verkeersremmende maatregel weer in ere hersteld zal gaan worden, werd dus in 1827 met het tegenovergestelde doel, een betere doorstroming van het verkeer, verwijderd.
Links het huis van meester Kervel, waar tegenwoordig De Tuunte staat.
Het huis en hof van Mellink stond op de plaats waar nu De Tuunte is en waar voordien eerst het huis van meester Kervel stond en in 1913 het postkantoor is gebouwd. De boerderij van Elshof stond op de tegenwoordige rotonde voor de N.H. kerk en is circa 1937 afgebroken.
Van “de kern”van het dorp moeten we ons trouwens geen al te ruime voorstelling maken want die bestond in 1826 uit nog geen 40 huizen, een kerk en een school.
Op 21 november 1827 meldde Ingenieur Dibbets aan zijn chef in Arnhem:
“De bestrating door het dorp Vorden is ook geacheveerd en met dezelfde weder zijdsche bermen en grasbanden over eene lengte van 641 ellen bezet, hebbende men uit hoofde de spoed welke dit werk ten aanzien der remming der passage vereischt het straatwerk ingewassen en waarover thans alsmede de passage is geopend”.
Ziezo, vanaf 21 november 1827 kon men in Vorden zowel in de zomer als in de winter met droge voeten het dorp door, wat een vooruitgang!
Rechts hotel Ensink en links de overtuin en dan bakker Schuppers
Buiten het dorp ging de weg verder over de Molenenk in een rechte lijn naar Groot Veldkamp, dat is de voorganger van de boerderij die nu op de hoek van de Wildenborchseweg staat, “wederzijds den bestaanden weg over de gecultiveerde landen en verder den bestaanden weg volgend tot op de Wientjesvoortsche brug”.
Dat er nu bij de Wientjesvoort zo’n scherpe bocht in de weg zit komt omdat men hier het tracé van de winterweg had gevolgd en dus als het ware haaks uitkwam op het tracé van de zomerweg, die noordelijk langs Vorden liep en die veel natuurlijker aansloot op de brug over de Vordense beek. Dat is nu de Enzerinckweg en verderop de Oude Zutphenseweg. De oude brug heeft vroeger zeer waarschijnlijk wat noordelijker gelegen.
Voorbij de brug bij Wientjesvoort boog de weg naar links en daar begonnen de problemen voor de wegenbouwers.
Kranenburg met rechts de R.K. kerk en pastorie en links de boerderij annex herberg van Meijer (later Schoenaker), met doorrijschuur
Hier waren namelijk zowel de zomerroute door de Ganzensteeg als de winterweg in natte jaargetijden van een zeer slechte kwaliteit. Dus koos men hier een nieuw tracé en wel van boerderij Klein Veldkamp recht langs boerderij Groot Hellinger naar de Brandenbergersteeg, een traject waarvan de Vordense burgemeester Gallée schreef: “Van het groot Hellinger tot bij groot Brandenberg is slechts een veldweg en diend dijksgewijze aangelegd en verhoogd, als ook in den Brandenbergersteeg tot aan den dijk van den Former moet dezelve verhoogd en verbreed worden”.
De boerderij Klein Veldkamp stond op de plek waar nu de R.K. kerk staat en wat nu dus Kranenburg heet. Het vroegere Kranenburg lag veel zuidelijker.
Opvallend is de voor onze begrippen erg smalle rijbaan van 4,2 mtr.
Vanaf Groot Hellinger werden er door de ingenieurs van de Waterstaat 2 trajecten ontwikkeld, één door de al bestaande en goed te berijden laan van kasteel Medler tot bij boerderij de Nevelkamp en daar met een s-bocht aansluitend op de Wiersserallée, die ook in zeer goede staat was en daarna vanaf boerderij
De Spijzerij in een rechte lijn op en door het dorp Ruurlo.
De hoofdingenieur van de Waterstaat in 1826, Beijerinck, had een andere opvatting over de beste route.
De huidige boerderij Groot Hellinger is gebouwd in 1865
Boerderij de Nevelkamp
Bij boerderij de Nevelkamp met een flauwe bocht naar rechts en in een rechte lijn naar en door de Former allee, die aansloot en van dezelfde eigenaar was als de nieuwe laan van huize Ruurlo, waarvan hij schrijft; “aldien de eigenaar der plantagien door welke die zou heenlopen zulks geliefde toe te staan”, want de eigenaar van die welbeplante dreven was de geadresseerde van het projectvoorstel zelf: baron van Heeckeren van Kell, eigenaar van Huize Ruurlo, en tevens Gouverneur van de Provincie Gelderland.
Beijerinck noemde vier motieven voor zijn plan: welbeplante dreven, weinig onteigening, technisch makkelijker en minder overlast voor het dorp Ruurlo.
De Gouverneur van Gelderland schrijft in zijn visie op dit projectvoorstel aan de Administrateur van de Waterstaat in Brussel dat hij “geene de minste zwarigheid maken zou zijne lanen daartoe af te staan, zonder eenige schadeloosstelling”.
Voor het algemeen belang van het dorp Ruurlo echter achtte hij het beter dat de nieuwe route vanaf de Wiersse dwars door het dorp zou komen te lopen, zoals dat in plan één de bedoeling was.
De ononderbroken lijn geeft het definitieve traject tussen Wientjesvoort en Ruurlo aan.
Het laatste stuk van de nieuwe weg zou komen te lopen door de bestaande laan van kasteel Ruurlo naar het dorp, waar ze aansloot op de nog maar net gereed gekomen nieuwe route door het Ruurlose Broek naar Groenlo.
Op 2 februari 1827 besliste Brussel/Den Haag en koos de goedkoopste oplossing, namelijk door de lanen van Huize Ruurlo en de Former Allée.
Boerdeij Kleine Forme in de Former Allée onder Ruurlo.
De aanleg van het definitieve tracé van Wientjesvoort naar Ruurlo.
In juni 1827 was de aarden baan in het traject Warnsveld – Wientjesvoort al voor het grootste deel klaar en werd er begonnen met het traject Wientjesvoort – Ruurlo.
Ingenieur Dibbets meldde dat er in het dorp Vorden 312000 stenen zijn aangevoerd en voor de aleeën voor en nabij den Huize Ruurlo een onbepaald aantal.
In november 1827 was de aarden baan tussen de Wientjesvoortsche brug en het begin der allee van Ruurlo klaar en in decemder was de hele aarden baan tussen Zutphen en Ruurlo gereed, inclusief het deel bij boerderij de Eijerkamp.
In april 1829 was men met de aanleg van de bestrating boerderij Groot Hellinger al gepasseerd, terwijl “van hier voorbij de Huize de Wiersse over eene lengte van 1800 Ellen het nog onbestraate gedeelte aangevoerd zijnde met veldsteenen van de Fabriek in Neede”, en in datzelfde jaar werd de bestrating voltooid.
Door de venen en woeste gronden van Ruurlo naar Groenlo en Winterswijk.
Dit gedeelte zal ik hier niet behandelen, alleen een globale indruk van het werk.
Wat hier opvalt zijn de lange rechte stukken weg met een veel grotere breedte en een regelmatige beplanting met eiken. Het rijk kon hier de benodigde grond bijna voor niets in handen krijgen.
Naast het eigenlijke weglichaam zijn er hier en daar ook nog vier meter brede stroken aangelegd, beplant met hakhout en opgaand geboomte. Dit ter bescherming van de weg en de reiziger tegen winterse stormen en sneeuwjachten op deze enorme open en onherbergzame vlakten.
De rijksstraatweg in de 20ste en 21ste eeuw.
In de bijna 200 jaar dat deze weg ter ontsluiting van onze streken nu bestaat, is er betrekkelijk weinig aan veranderd.
Natuurlijk hebben er de nodige aanpassingen plaatsgevonden, die het enorm toegenomen vervoersaanbod van tegenwoordig vereist, maar het eigenlijke traject is nauwelijks veranderd.
Uit mijn jeugd toen wij, Vordense schooljeugd, elke dag per fiets in lange slierten naar de diverse scholen in Zutphen trokken, kan ik mij nog goed herinneren dat bijvoorbeeld bochten zoals bij Weezenlo en Karsenberg er schuiner en ruimer ingelegd werden.
Ook de kruising bij Huize ’t Velde, vroeger een driesprong met zo’n driehoek van gras in het midden, is aangepast aan de moderne verkeerseisen.
Situatie langs de Zutphenseweg in de winter van 1938 -‘39
In Vorden kan ik me nog goed herinneren dat er een stuk van de Zutphenseweg bij opdooi na een vorstperiode altijd gedeeltelijk met borden afgezet moest worden, omdat de straatklinkers dan rechtop in de blubber stonden. Als de vorst dan weer uit de grond was getrokken werd dat stuk weg er weer opnieuw ingelegd. Ruim gezien betrof dat het stuk weg van de Kroezeboom tot aan de Strodijk, met het slimste stuk nabij Villa Nuova.
In 1964 is dat gedeelte van de Zutphenseweg toen definitief aangepakt en is de ondergrond in zijn geheel een meter diep uitgegraven en van beter zand voorzien. Tevens zijn er toen grotere klinkers gebruikt, meldde mij Ton Albers, die daar toen woonde en die hele operatie van begin tot eind heeft kunnen aanschouwen.
In zijn fotoboek “Honderd jaar Zutphenseweg” heeft hij aan dit onderwerp ook ruime aandacht besteed.
Definitief wegherstel in 1964
Later zijn er ook fietspaden aangelegd, eerst vlak naast de rijbaan en bestaande uit een strook van betontegels van nauwelijks een meter breed, maar dat werd op den duur natuurlijk steeds gevaarlijker door de toename van het verkeer en werd er gekozen voor fietspaden achterlangs de bomen, dus gescheiden van de rijbaan, zoals het ook nu nog is. Naar Zutphen aan beide zijden van de weg en na een onderzoek in 1989 langs de weg naar Ruurlo aan de zuidkant van de weg een fietspad voor beide richtingen.
De laatste, mij bekende verbetering aan de rijksstraatweg was de aanpak van de zg. “dodenbocht” vlak voor Ruurlo. Die bevindt zich op de plaats waar de Former Allee aansluit op de laan van huize Ruurlo. Door nog steeds onopgehelderde redenen hebben daar de laatste jaren meerdere, veelal eenzijdige, dodelijke ongevallen plaatsgevonden. Door enkele kleine aanpassingen hoopt men dat daaraan nu een einde gekomen is, de tijd zal uitwijzen of dat inderdaad het geval is.
Tot zo ver de rijksstraatweg van Zutphen naar Winterswijk.
Op één vraag zou ik nog graag een antwoord willen hebben en dat is de rol van Het Hoge en de Baakse weg in het vroegere reizen naar Zutphen, want op een oude ansichtkaart van die straat vond ik eens een notitie van Ben Albers, een grootheid in kennis van foto’s en ansichtkaarten van een eeuw geleden, waarin stond: “Het Hoge, vroeger ook wel Oude Zutphenseweg genoemd”. Hoe dat dan precies zat, daar hoop ik nog eens achter te komen.
Wim Jansen, Zutphen 2012.
Gegevens, gebruikt in dit verslag zijn voor een groot deel afkomstig uit een onderzoeksrapport dat in 1989 is vervaardigd door adviesbureau “De Warande”in opdracht van Rijkswaterstaat dir. Gelderland.
Teksten cursief gedrukt zijn woordelijk overgenomen uit bestaande citaten.
Veel van de in dit verslag gebruikte afbeeldingen komen uit de collecties van Oud Vorden, Jaap van der Broek, Ton Albers en Jan Harenberg, waarvoor mijn dank.
Reactie plaatsen
Reacties
ha Wim,
Zie deze 'Vordense verhalen' voor het eerst. Toch al bezig sinds 2012?
prachtig verhaal Wim met nostalgische foto.s verheug me op meer
prachtig wim