De Burgemeester Galléestraat.

Ontstaan en wie er woonden.

 

Op de lijst van Vordense straatnamen neemt de Burgemeester Galléestraat, vroeger Kromme Pad en later Nieuwe Weg geheten, weliswaar een belangrijke plaats in maar zij behoort zeker niet tot de van oudsher voornaamste transportwegen door ons prachtige dorp.

Daartoe behoren wel de (tegenwoordige) Dorpsstraat, Zutphenseweg, Raadhuisstraat, Nieuwstad en Het Hooge, van oudsher de belangrijkste ‘verkeersaders’ van en door ons dorp.

En de verharding van deze wegen is ook nog  van vrij recente datum, aangezien de ontsluiting van het dorp Vorden pas heeft plaatsgevonden bij de aanleg van de Rijksstraatweg van Zutphen naar Winterwijk tussen 1826 en 1830. Daarvoor waren al deze wegen ‘s zomers stuivende zandpaden en ‘s winters enorme modderpoelen. Mede daarom liepen ze over de hoogste gedeelten in en door onze omgeving.

Het Kromme Pad, begin 20e eeuw, foto genomen ongeveer vanaf Visser Mode. In het getoonde huis op deze ansichtkaart woonde de familie Stapper, het huis is in circa 1954 vervangen, nu B.G. 8.

 

Op de kadasterkaart van 1825 sectie K tweede blad is te zien dat er een pad liep vanaf het 'centrum van het dorp' in noordelijke richting naar de daaraan gelegen, vrij hoge, landbouwgronden. Ter hoogte van waar nu het pand van smederij van Ark zich bevindt (B.G.11), boog een pad schuin af naar links en liep naar de Decanie, in die tijd burgemeesterswoning annex boerderij.

Zeer waarschijnlijk hebben honderden dorpsgenoten in die tijd van dit pad gebruik gemaakt om de gemeentesecretarie te bezoeken voor b.v. het aangeven van de geboorte van een kind of het aangeven van het overlijden van een familielid. Want burgemeester Johan Hendrik Gallée, tevens ambtenaar der Burgerlijke Stand, hield ‘kantoor aan huis’ en had daartoe een kamer van zijn huis als secretarie ingericht en verhuurd aan de gemeente.

Nu ik dit opschrijf vraag ik mij af of het Kromme Pad daarom later soms de naam Burgemeester Galléestraat heeft gekregen, dat zou dan toch wel erg toepasselijk zijn, niet waar?

Aanleg van de Nieuwe Weg.

De aanleg van de verharding van het toenmalige Kromme Pad vond plaats in 1924 en was onderdeel van de aanleg van een verharde weg van Vorden naar Almen.

Dit was toen zeker een aangelegenheid op interlokaal niveau want bij de opening waren notabelen aanwezig uit o.a. Almen, Gorssel en Eefde.

 

 

Notabelen bij de opening van de Nieuwe Weg in 1924.

 

De weg kreeg de toepasselijke naam Nieuwe Weg, ook wel eens Nieuwe Stationsweg genoemd, want straatnaambordjes waren toen nog lang niet aan de orde, die kwamen er pas na de oorlog. De weg kreeg toen haar definitieve en trotse naam: Burgemeester Galléestraat, genoemd naar de drie burgemeesters Gallée die achtereenvolgens van vader op zoon ons dorp bestuurden tussen 1798 en 1918, behalve tussen de jaren 1846-1853, toen Jhr. C.A.E.A. van Panhuijs burgemeester van Vorden was. Deze Jonkheer zal waarschijnlijk niet veel indruk gemaakt hebben want naar hem is er in Vorden, bij mijn weten, nooit een straat vernoemd!

 

Als enig tastbaar bewijs van herinnering aan de Gallée’s bevindt er zich nu op de hoek van de Burgemeester Galléestraat en de Almenseweg een herinneringsbank.

 

Kinderköpkes

Als bestrating voor de Nieuwe Weg in 1924 werden er geen straatklinkers gebruikt maar de befaamde ‘kinderköpkes’. Wie van u in die tijd ooit aan een straat heeft gewoond met dit soort van bestrating zal nu ongetwijfeld een lampje gaan branden, wat heet, hem/haar zal bijna zeker het klamme zweet uitbreken bij die herinnering!

Voor diegenen die nooit aan een straat met dit soort ‘aardbekleding’ hebben gewoond zal ik uitleggen wat de problemen zijn/waren.

 

 

Kinderkopjes zijn vierkante, niet al te vlakke keien die, hoe goed ook gelegd, onderling altijd wat

oneffenheden vertonen.

 

De wielen van de boerenkarren in de twintiger, dertiger en veertiger jaren waren van hout met daaromheen stalen velgen. Als je met zo’n kar over die kinderkopjes reed dan gaf dat een enorm geratel, evenals het geluid van de met hoefijzers beslagen paardenbenen. Aangezien de Nieuwe Weg in die tijd niet alleen het verkeer richting Almen verwerkte maar ook de tweede toegangsweg vormde tot een soort industrieterrein in de omgeving van het N.S.station waaraan achtereenvolgens de vleeswarenfabriek Poesse-Bosch, de eerste boterfabriek, het N.S station met zijn laad- en losperrons en varkenswaag, en verder aangrenzend lanbouwcöoperatie De Eendracht aan de Stationsweg en aan de Enkweg Wesselinks Bouwmaterialen en rijwielfabriek EMPO hun bedrijfspanden hadden dan is duidelijk dat er behoorlijk veel ‘leven’ was.

Na de bouw in 1929 van een nieuwe boterfabriek werd in het oude pand de borstelfabriek van Haverkamp, HAVO, gevestigd.

Deze naast mijn geboortehuis gelegen nieuwe boterfabriek ontving ’s winters éénmaal- en ‘s zomers tweemaal per dag de melk van haar leden/boeren en die melk werd aangevoerd in metalen melkbussen op die met één of twee paarden bespannen karren. Als die bussen op de heenreis vol waren stonden ze door hun zware gewicht behoorlijk stil, maar op de terugreis waren de melkbussen vaak leeg en stonden dan aan één stuk door tegen elkaar aan te rammelen! Om het maar eens in de hedendaagse spreektaal te zeggen: een enorme klere-herrie!

Maar ja, wij als aanwonenden waren er mee opgegroeid dus we wisten niet anders.

Na de oorlog, in de vijftiger jaren verschenen er langzamerhand steeds meer platte boerenwagens met luchtbanden. ‘Autowagens’ noemden de boeren die wagens geloof ik, aangezien de houten wielen met stalen velgen vervangen waren door onderstellen met autowielen en luchtbanden (ballonbanden heetten die) van de sloop, die zodoende aan een tweede leven begonnen. Toen was het gelukkig grotendeels voorbij met het lawaai, leve de vooruitgang!

Nog veel later, bij de herinrichting van de straat, die toen al lang de naam Burgemeester Galléestraat had gekregen, werden de kinderköpkes vervangen door meer ‘aanwonervriendelijk’ materiaal en zijn de kinderköpkes gebruikt ter verbetering van de oprijlaan naar kasteel Huize Vorden. Al die prachtige lindebomen hebben toen ook het loodje gelegd. Er kwamen toen keurige trottoirs langs de weg in plaats van de eerdere zandstroken, die ik, voor ons huis, elke zaterdag moest aanharken!

Ja jeugd van tegenwoordig, lees deze laatste regel gerust nog maar eens een keer over, wij kinderen hadden het vroeger niet zo makkelijk!

 

Woonstraat-winkelstraat

In het begin van de 20ste eeuw stonden er aan het Kromme Pad nog niet veel woonhuizen, dat kwam pas goed op gang na de verharding in 1924. Al wel stonden er op het laatste gedeelte enkele industriële bedrijven, zoals de vleeswarenfabriek Poesse-Bosch gebouwd in 1886, de eerste boterfabriek gebouwd in 1894 en, niet te vergeten, het N.S.-station gebouwd in 1878

.

Dit laatste stuk van de weg was trouwens al veel eerder verhard, zoals op de foto van de familie Poesse en hun personeel uit 1903 duidelijk te zien is. Ze verkochten daar toen ook Burgers rijwielen, zie bord aan de muur!

 

Bewoners.

Wie woonden er zoal aan de Nieuwe Weg, later Burgemeester Galléestraat?

Hieronder zal ik alle panden en hun bewoners beschrijven uit de tijd zoals ik die mij herinner of voor zover ik daarover gegevens heb gevonden.

Van de panden zal ik het huidige adres en huisnummer vermelden, b.v:

B.G.13 is Burgemeester Galléestraat 13.

H.W.9 is Het Wiemelink 9.

 

B.G.1: We beginnen links en in het eerste huis woonde in mijn jeugd de familie Schut, in 1947 opgevolgd door de familie Struik. De heer Struik was daarvoor eigenaar geweest van het naastgelegen winkeltje in rookartikelen op de hoek van de Zutphenseweg en werd daarin opgevolgd door het later zeer bekende echtpaar Gerrit en Neeltje Eijerkamp-Lok. De familie Struik werd de nieuwe uitbater van de manufacturenwinkel van Looman tegenover het Gemeentehuis.

Het huis was vermoedelijk gebouwd door de broers Haverkamp, Derk en Garrit. Deze Garrit was in zijn jeugd blind geworden en was toen opgeleid tot borstelmaker, hij had daar in de tuin zijn eerste borstelwerkplaats.

Toen in 1930 de nieuwe boterfabriek gebouwd was begonnen de broers Haverkamp in de oude boterfabriek hun Havo borstelfabriek.

 

Links het schuurtje waar Haverkamp voor 1930 zijn borstels maakte

 

.

B.G.3: Het tweede huis werd bewoond door de familie Albert Grotenhuis, die er in 1935 was komen wonen. In 1939 trouwde hun dochter met Johan Norde die er bij in kwam wonen. Zij kregen een zoon, Johan junior.

Johan senior was chauffeur bij Coöperatie De Eendracht. In zijn vrije tijd trad hij op met de folkloristische dansgroep De Knupduukskes waar hij op humoristische wijze de oude boerendansen ‘aan elkaar praatte’. Ook assisteerde hij de harmonikaspöller door met de ‘rinkelboom’, een stok versierd met papieren rozen en belletjes, in de maat op de grond te stoten en zodoende het ritme te versterken.

Tevens trok hij er ’s avonds op uit om mensen een verzekering aan te bieden, hij had namelijk een verzekeringsportefeuille.

Zoon Johan junior heeft dat verzekeringswerk later voortgezet.

In 1950 werd hun huis in goed overleg verkocht aan de naastgelegen manufacturenwinkelier Visser die zijn zaak graag wilde uitbreiden en werd er aan de overkant van de weg een gloednieuwe woning gebouwd.

 

Het oude huis van de familie Grotenhuis-Norde.

 

B.G.9: Zoals gezegd was het volgende pand van manufacturier Visser, tegenwoordig bekend als Visser Mode.

Hendrik Visser bouwde hier in 1927 een moderne winkel in manufacturen en confectiegoederen. Het winkeloppervlak bedroeg toen 10x10 meter, voor die tijd een behoorlijk grote ruimte!

 

 

 

Het eerste pand, circa 1930. Er zouden nog vele verbouwingen volgen!

Het echtpaar Visser kreeg drie dochters waarvan dochter Willy besloot om, samen met haar man Herman Elbrink, het bedrijf voort te zetten. De zaken gingen zeer voortvarend met als gevolg dat er meerdere keren moest worden verbouwd en uitgebreid. Het tegenwoordige winkelfront heeft een breedte van maar liefst 40 meter!

 

B.G.11: Het volgende pand was van de familie Van Ark. Hendrik Van Ark senior was er in circa 1930 een smederij begonnen. Het echtpaar Van Ark had twee zonen, Jan en Henk junior, die later samen de smederij voortzetten. Als kind verbleef ik daar vaak, er heerste altijd een vrolijke sfeer. Zoon Jan Van Ark, getrouwd met Annie Harmsen, woonde bij de zaak, zij hadden twee zoons, Henk en Hans. In de vijftiger jaren vertrok dat jonge gezin naar Meppel, waar Jan Van Ark hoofd werd van de sociale werkplaats.

 

In 1961 liet zijn broer Henk Van Ark, getrouwd met Martje de Vries en inmiddels vader van zoon Hennie, het huis verbouwen en uitbreiden met een winkel. Behalve smidswerk was er toen veel werk aan o.a. kachels, tuinmachines en ook loodgieterswerk, want Henk was op vele fronten actief.

 

B.G.13: Het volgende pand werd bewoond door het echtpaar Kroneman-Jörissen, zij hadden twee zonen, Albert en Wouter.

Het echtpaar Kroneman heeft het nieuwgebouwde pand met winkel betrokken in 1939. Mevrouw Kroneman oefende daar haar vak van hoedenmaakster uit, samen met haar zuster, mevr. Jansen-Jörissen.

 

Marius Kroneman was dansleraar van beroep en gaf in meerdere omliggende plaatsen dansles, waar hij, eerst per fiets en later per motor en auto, naar toe trok.

In Vorden gaf hij dansles in het zaaltje bij café Lettink op de Almenseweg, maar ook wel bij hun thuis op zolder. Hij was een succesvolle dansleraar, die vele honderden Achterhoekers de eerste beginselen van het dansen heeft bijgebracht, kwik-kwik-slow! Ook als jurylid op danswedstrijden was hij een bekende en geziene figuur.

Dit pand is enkele jaren geleden afgebroken om plaats te maken voor een nieuwe woning.

 

B.G.15: In het volgende pand, dat gezellige witte huis met puntgevel, woonde Willemien Oberink. Ze was een vrijgezelle vrouw en van beroep apothekersassistente bij de Vordense apotheker Van Mourik. Zij was de jongste dochter van de Vordense dorpssmid Hendrik Jan Oberink aan de Dorpsstraat.

Als nevenberoep was zij verzekeringsagente.

Na haar dood woonde hier de familie Vreeman.

 

De Burgemeester Galléestraat, voorzien van trottoirs in de 60-er jaren, v.l.n.r. het huis van Willemien Oberink, de nieuwe bungalow van Luimes, het totaal verbouwde huis van Stapper, dan De Kamp (waar de auto rijdt), het huis van timmerman Lubbers, de pijp van de boterfabriek en het huis van Jansen, mijn geboortehuis.

 

B.G.17: Het volgende pand werd bewoond door de familie Papperse, het was een klein huisje. Vader Piet woonde daar met 2 ongetrouwde kinderen, Marinus en Marie. Marie had later een vriend die blind was en met een witte stok liep, als kinderen hadden wij zo iets nog nooit gezien en vonden dat bijzonder interessant. Hij heette Heinie, geloof ik, wij noemden hem ‘blinde Heinie’, maar ondanks zijn enorme handicap was hij een uitstekend organist!

Later is het huisje afgebroken en werd er een bungalow gebouwd door de familie Luimes, de zadelmaker van schuin aan de overkant.

 

De Kamp, later Het Wiemelink.

Op ongeveer 250 meter vanaf het begin van de Nieuwe Weg ging er een pad linksaf. Dat pad werd De Kamp genoemd maar ook wel het Zwarte Pad, vermoedelijk omdat de bovenlaag van dit pad bestond uit sintels, waaruit de verharding deels bestond. Het was grotendeels de inhoud uit de aslades van de kachels van de aanwonenden, die daarmede de slimste gaten in het wegdek opvulden, een veel gebruikte methode, in die tijd.

In het boerderij- en veldnamenboek van Vorden staat dit gebied aangegeven met de naam Huttenkamp.

Aan dit pad stond een zestal huizen, vijf aan de linkerkant en één aan de rechterkant, daar was tevens het einde van dit pad. 

 

H.W.1: In het eerste huis links woonde de familie Stapper. Hendrik Stapper was opperman, ze hadden vier kinderen, Henk, Joop, Riekie en Dirkje en ook nog een inwonend familielid Coba, zij was een ongetrouwde zuster van Hendrik Stapper, de hoofdbewoner.

De huizen hier bezaten grote tuinen en alle gezinnen waren 100% zelfvoorzienend, de algemene trend in die dagen, groenteboer Evert Klumper had hier geen enkele klant!

Werkelijk alles voor het dagelijks gebruik werd hier door de bewoners zelf verbouwd, tot tabaksplanten aan toe, ik heb zelden zo veel tabaksplanten zien staan als in de tuin bij Hendrik Stapper er in de oorlog in zijn grote tuin verbouwde.

Na de oogst hingen die bladeren in superlange rijen aan strotouwen op hun zolder te drogen, waarna ze nog gekerfd en kleingesneden moesten worden, een haast onbegonnen werk zou je denken, tenzij je natuurlijk een hartstochtelijk roker bent!

Later is deze woning afgebroken en is er op die plaats door de familie Voskamp een bungalow gebouwd.

 

H.W.3: Naast de familie Stapper woonde sinds 1913 de familie Sneeloper en ook opa Hilhorst, wie de hoofdbewoner(s) was/waren weet ik niet. Sneeloper was slager, ik denk bij vleeswarenfabriek Poesse-Bosch en het gezin telde vier kinderen.

Later is dit huis rigoureus verbouwd en woonde hier de familie Pardijs.

Nu ik dit schrijf bedenk ik mij dat dit huis en het er naast gelegen huis van Stapper eigenlijk identiek van vorm waren. Ze stonden er al voordat de Nieuwe Weg verhard werd.

 

 

 

 

 

 

Prachtig verbouwde woning, bijna onherkenbaar.

 

Het is toch frappant om te ontdekken dat je van het ene gezin bij jou in de buurt je nog bijna alles weet te herinneren en van het daarnaast wonende gezin bijna niets, vreemd is dat. Het zal ongetwijfeld te maken hebben met de eventuele kinderen van ongeveer jouw leeftijd die daar toen woonden en opgroeiden.

 

H.W.9: Naast dit tweede huis in de rij, het staat er nog steeds en is prachtig verbouwd, kwam er eerst een stuk bouwland en daarna een moderne dubbele woning, daarin woonden de families Vlogman en Vreeman. De familie Vreeman bestond uit twee ongehuwde mannen en zij waren broers van de vrouw van Vlogman. Hendrik Vreeman was borstelmaker en werkte bij de HAVO borstelfabriek, Gerrit, zijn broer, was in dienst bij de firma Polman aan de Dorpsstraat als behanger-stoffeerder.

Het echtpaar Vlogman, Harmanus was metselaar, had twee zonen, Ben en Jop.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

H.W.11: Daarna kwam er een dubbele woning waarin twee betrekkelijk grote gezinnen woonden. Links het gezin van Hendrik Radstake met 4 kinderen en aan de rechter kant de grote familie Wentink, de vrouw, voor ons buurtkinderen tante Ale, was weduwe. Haar man, metselaar Gerrit Wentink, was in 1937 overleden. Zij voedde in haar eentje maar liefst 8 kinderen op, 3 meiden, Diene, Bertha en Gerda en 5 jongens. Die jongens konden allemaal goed voetballen en deden dat dan ook, veelal met meerderen tegelijk in het 1e elftal van de voetbalvereniging Vorden.

Enkelen hadden er bijnamen, Kuch(Gerrit), Massie(Henk) en Barre(Bernard), de beide jongsten heetten Eef en Ab.

Al gauw na de oorlog trouwden de oudste kinderen en gingen dus het huis uit en kreeg tante Ale geleidelijk aan iets minder monden om te voeden.

Buiten, midden voor het huis stond een pomp, de enigste watervoorziening in die tijd en ik denk dat beide gezinnen daar gebruik van maakten.

Later woonde hier de familie Velhorst, het huis is toen verbouwd tot één woning.

 

 

 

 

Na het huis van Wentink kwam er weer een stuk bouwland dat in gebruik was door het Herstellingsoord van de Nederlandse Spoorwegen, die daar ook de achteringang had. Ook nu nog is daar de ingang naar de tegenwoordige appartementengebouwen.

 

Daarna kwam het laatste huis aan de linkerkant van De Kamp, daarin woonde opa Reint Beeftink. Hij was op leeftijd maar nog een krasse figuur. Voor zijn huis stond een grote perenboom, waarvan hij zelf, op zes en tachtigjarige leeftijd nog, de peren plukte op zo’n zwiepende houten ladder. Zelfs de bovenste peren werden door hem niet overgeslagen!

Dit huis is afgebroken toen Het Wiemelink is aangelegd en ongeveer op die plaats staat nu appartementengebouw Villa Eik.

 

H.W.32: Tegenover dit huis, aan de andere kant van het pad dat hier toen ophield, stond het huis waarin zijn zoon Gerrit Beeftink met zijn gezin woonde, hun dochter heette Dienie.

 

Gerrit was niet alleen metselaar, hij was tevens een geweldig goede muzikant, hij speelde de 1e klarinet bij de muziekvereniging Concordia. In het noten lezen vanaf de muziekpartituur was hij niet zo’n ster, die tekentjes zeiden hem weinig. Voor vrijwel iedere andere muzikant zou dat een groot probleem geweest zijn maar niet voor Gerrit Beeftink. Hij had namelijk niet alleen een geweldige techniek maar ook een formidabel muzikaal gehoor en geheugen. Werd er een nieuw nummer ingestudeerd dan speelde hij de eerste keer niet, of nauwelijks, mee maar luisterde alleen. Bij de volgende repetitie speelde hij zijn partij feilloos uit zijn hoofd mee, indien nodig werd er op aanwijzing van directeur Derk Wolters dan een eventueel klein foutje gewijzigd.

Een voor mij bijzonder leuke herinnering is dat hij ’s zomers, bij mooi weer, wel eens buiten tegen het huis klarinet zat te spelen, je kon zijn spel dan bij ons in de tuin duidelijk horen.

 

 

H.W.4-30: We volgen het pad terug naar de weg, daaraan stonden aan de overkant geen huizen maar was het terrein van het kippen- en fruitbedrijf van Willem Jansen, mijn vader. Nadat die de AOW-leeftijd had bereikt is het bedrijf opgeheven en is er op dit terrein door een projectontwikkelaar een rij huizen, twee onder een kap, gebouwd. De weg is verhard en doorgetrokken naar plan De Boonk en heet tegenwoordig Het Wiemelink.

 

Zo was het tot circa 1965, bovenaan de foto de huizen van de fam. Beeftink.

Zo is het tegenwoordig, foto 2017.

 

B.G.19: Terug bij de Nieuwe Weg draaien we naar links en daar staat op de hoek het huis van timmerman/aannemer Jan Lubbers, hij had een ’éénmansbedrijf’. Tevens was hij waagmeester op de varkenswaag bij het N.S.-station. Het gezin Lubbers had drie kinderen, Ellie, Jan en Jannie. Na de oorlog trouwde dochter Ellie met stukadoor Johan Geerken, de latere wethouder. Het huis werd toen aan de linkerzijde van een aanbouw voorzien, waarin het jonge stel ging wonen. Nadat het jonge gezin Geerken ‘groter ging wonen’ heeft ook zoon Jan Lubbers junior er nog een poos gewoond.

Later was in dit pand de fysiopraktijk van Funke gevestigd. Voor afbeelding zie verzamelfoto bij B.G.15.

 

B.G.21: We komen dan bij het huis waar ik geboren ben, daar woonde dus de familie Jansen en die hadden twee kinderen, Annie en Wim.

 

 

 

Mijn ouders hadden een pluimveebedrijf met, na de oorlog, een kuikenbroederij en tevens een fruitbedrijf met circa tachtig fruitbomen. Het fruit ging eerst naar de veiling in Zutphen, maar na de oorlog, toen de mensen steeds vaker ‘mooi fruit’ wilden hebben bracht ons fruit op de veiling niets meer op. Dat wij geen ‘mooi fruit’ hadden kwam hoofdzakelijk omdat mijn vader principieel weigerde om zijn fruitbomen met vergif te bespuiten, waardoor het fruit niet zo’n mooi aanzien had in vergelijking met wel bespoten fruit.

We gingen toen het fruit zelf uitventen in streken waar niet zo veel fruit werd gekweekt, zoals toen in de buurt van Dedemsvaart en Balkbrug. Daar hebben we jaren lang auto’s vol appels en peren aan de man gebracht.

 

B.G.23-63.Naast ons huis stond de nieuwe boterfabriek, gebouwd in 1929, zijn officiële naam, die met prachtig vergulde letters op de gevel stond, was

 “Vordensche Coöp. Zuivelfabriek”.

 

Voor mij, ik was dol op techniek, was daar altijd wel wat te beleven. Al aan het einde van de oorlog was ik daar dagelijks te vinden, toen was daar de gaarkeuken van het Duitse leger. Er liep zo’n oude burgerman rond, Heinrich heette hij, die het eten bereidde en daar kon ik het, als zevenjarige, best mee vinden.

Na de oorlog gingen de Canadese koks daar op dezelfde manier verder om eten te bereiden, misschien wel in dezelfde papketels als die de Duitsers gebruikt hadden.

Die ketels werden verhit met stoom, waarop ook de complete fabriek draaide. Er stond een pracht van een stoommachine in de machinekamer, het troetelkind van machinist Martinus en zijn collega’s. Toen na de oorlog de elektriciteitscentrales weer steeds beter stroom konden leveren werd de stoommachine steeds minder ingezet, maar gepoetst werd ie nog zeker één maal per week!

Daar, vlak na de oorlog, heb ik voor het eerst in mijn leven echt wit brood gezien en meegenomen naar huis. Sorry, gestolen dus uit de afvalbak, of is dat geen stelen? Twee heel grote broden maar liefst, mijn moeder heeft ze in tweeën gesneden en ik heb onze buren ook een halfje gebracht, het smaakte vreemd, naar cake!

Ik vertelde al, bij de boterfabriek was er altijd wat te beleven, vele, vele uren heb ik daar doorgebracht als er niets te voetballen was, tenminste.

 

De wederopbouw raasde als een storm over Nederland, ook over Vorden en de boterfabriek. De eerste vrachtwagens kwamen, eerst afgedankte Canadese legerauto’s, later normale vrachtwagens waarmee een deel van de melk werd vervoerd van boerderij naar verwerkingsplek. De rest van de melk werd vervoerd door 'melkvaarders', kleinere boeren die, door melk naar de fabriek te vervoeren, hun inkomsten wat konden opkrikken. Die melkritten werden iedere paar jaar opnieuw verpacht, daar kon je dan op meebieden, de laagste inschrijver was 'koopman', denk ik.

De melkpoederfabriek werd gemoderniseerd en uitgebreid met een tweede machine en er werd in semi-continuedienst gedraaid. Dat gold natuurlijk ook voor de machinisten want zonder stoom ging het niet!

Zondagsavonds om 10 uur werd de melkpoederinstallatie opgestart en die draaide door tot de volgende zaterdagavond.

Ook werd er een kaasfabriek gebouwd, het gele funderingszand werd door eigen mensen per vrachtwagen uit de Wildenborch gehaald, ik heb er zelf aan meegeholpen als dertienjarige, want ‘Den van Jansen kan ok al wel een batse vashollen’. Dat was mijn naam bij de boterfabriek: ‘Den van Jansen’ en, inderdaad, al dat zand werd met 'de batse'  verwerkt.

Ook in die tijd werd de Prins Bernhardweg aangelegd en daar langs werden huizen gebouwd voor personeel van de boterfabriek en ook voor personeel van de Empo. Dat gaf de buurt een totaal nieuw aanzien maar het kostte ons kinderen wel ons terrein om, nadat daar de rogge geoogst was, onze vliegers op te laten.

Vanaf mijn veertiende jaar mocht ik vakantiewerk doen en dat gebeurde natuurlijk bij de boterfabriek, ik kende dat bedrijf inmiddels als mijn broekzak. Directeur Huurneman hoefde niet lang na te denken om zijn toestemming daarvoor te geven. Tot aan de tijd dat ik mijn dienstplicht moest gaan vervullen had ik toen voor alle vakanties mijn vaste onderdak en……..niet onbelangrijk, mijn vakantiecentje!

Afdelingen waarin ik vakantiewerk verrichtte waren de botermakerij, waar Welsink de scepter zwaaide; op de centrifugeafdeling bij Wansink; in de melkinrichting bij Reint Stegeman waar alle melkproducten toen nog zelf gefabriceerd en verpakt werden, zoals twee soorten vla, yoghurt, slagroom, twee soorten pap en flessenmelk. Aan het einde van de middag, als de melkventers terugkeerden van hun ritten was de flessenwasmachine bedienen mijn laatste (bloedhete) klus van die dag! Ook heb ik gewerkt in het kaaspakhuis bij Herman Winkels, in de melkpoederfabriek en in het laatste jaar ook als vervanger van de tractorchauffeurs van de fabrieksmelkritten tijdens de vakanties en, na de vakantie, de schoolmelk naar de diverse scholen brengen.

Ook een activiteit die toen bij de boterfabriek plaatsvond was het aardappels stomen. Dat ging geloof ik met vrachtwagens van Coöperatie De Eendracht, die haalden een lading aardappels op bij een van hun leden, er ging een stevig zeil overheen en dan reed de chauffeur daar mee naar de boterfabriek. De laadbak met aardappels werd aangesloten op de stoomleiding en dan werd die hete  stoom door de aardappels geblazen, net zo lang tot die gaar waren, ik schat in circa 2 uren of zo. Dan werd de lading teruggereden en bij de boerderij in de aardappelkuil gestort. Dan werd er weer een nieuwe lading ingenomen en begon de klus weer van voren af aan.

Als de aardappels bijna gaar waren kon je dat zelfs bij ons in huis ruiken, zo’n weeïge geur kwam daar van af. Ik denk dat als ik die lucht nu nog weer zou ruiken dat ik die ogenblikkelijk zou herkennen.

Ik heb het idee dat het aardappels stomen ook in semi-continuedienst gedaan werd.

Dit gedeelte van mijn verhaal over de Nieuwe Weg is een beetje groter geworden dan verwacht, maar het heeft dan ook een groot gedeelte van mijn jeugd bepaald.

Na enkele fusies is de boterfabriek uiteindelijk overbodig geworden en in 1989 gesloopt.

In 1953 is er links op het terrein voor de boterfabriek het gebouwtje van Het Groene Kruis verrezen. Het heeft onder andere jarenlang dienst gedaan als consultatiebureau en vele honderden Vordense kinderen hebben daar hun eerste vaccinaties gehad. Het gebouwtje is gelijktijdig met de boterfabriek gesloopt.

Op die plek is nieuwbouw gekomen, namelijk de Zuivelhof en appartementengebouw De Galléehof.

 

B.G.65: Gelukkig is de naastgelegen directeurswoning behouden gebleven.

 

Verderop langs de Nieuwe Weg/hoek Almenseweg stond de fabriek van Poesse (in de volksmond), de officiële naam was Eerste Geldersche Vleeswarenfabriek Poesse-Bosch. Zij stond aan de spoorlijn en had een eigen aansluiting op het spoor. Dat was handig want er werd veel geëxporteerd, met name bacon naar Engeland en Duitsland. Ook werd er slachtvee aangevoerd per spoorwagon.

In de oorlog kwam de fabriek stil te liggen en na de bevrijding heeft de fabriek tijdelijk dienst gedaan als gevangenis. Toen de gevangenen vertrokken waren zijn er nog een tijdje Canadese militairen in gelegerd geweest.

Daarna werd de fabriek langzaam weer opgestart maar voor directeur-eigenaar de heer H.G. Poesse gingen de jaren tellen en zodoende werd de fabriek in 1949 verkocht aan de firma Welling in Borculo, later Coveco geheten. In 1970 werden de activiteiten beëindigd.

Later werd de fabriek omgebouwd tot bedrijfsverzamelgebouw en heeft als zodanig jaren lang dienst gedaan.

Enkele jaren geleden is het gebouw gesloopt om plaats te maken voor woningbouw. Door gebrek aan belangstelling en bevolkingskrimp is dit plan echter voorlopig in de ijskast gezet.

 

B.G.83-93: We komen nu aan een pand waarin vanaf 1894 de 1e boterfabriek was gevestigd en waar, na bouw elders in 1929 van een grotere boterfabriek, de gebroeders Haverkamp in het vrijgekomen pand hun HAVO Borstelfabriek vestigden.

 

 

 

 

 

 

Het bedrijf floreerde onder hun leiding, maar aangezien er geen geschikte opvolger was is het bedrijf in 1972 overgenomen door de firma Vero. In 2001 is het bedrijf gesloten.

Daarna heeft het gebouw nog meerdere jaren dienst gedaan als onderkomen voor de Veilingcommissie, totdat die vertrokken naar De Werf aan de Enkweg en is het afgebroken. Sinds kort zijn er nieuwe woningen verrezen.

 

De situatie in 2017 op het ex-HAVO terrein.

 

Van het laatste pand voordat we het spoorstation bereiken is eigenlijk weinig bekend en een afbeelding ervan is er ook niet. In eerste instantie was hier een soort logement gevestigd, later woonden er twee gezinnen. Links de familie moeder en dochter Hes en rechts de familie Piet Grütter, die er in mijn jeugd een kolenhandel had. Op bovenstaande foto van de HAVO fabriek is dit pand al verdwenen.

Ook op dit perceel staan thans die nieuwe woningen.

 

Enkweg 31.

Dan komen we bij het N.S station dat in 1878 gebouwd is. Op de eerste verdieping was daar de woning van de stationschef.

 

 

 

Vanaf 1937 woonde daar stationschef Gerrit Jan Tragter met zijn gezin, zij hadden zes kinderen.

Dit gebouw staat trouwens niet aan de Burgemeester Galléestraat.

 

B.G.60: We gaan nu naar de overkant van de weg en dan terug richting het centrum van het dorp. Op de hoek met de Stationsweg bevond zich sinds 1928 het pand van loodgieter Christoffel Slager, woonhuis, werkplaats en winkel. Zijn zoon Jacob zette het bedrijf voort, hij was loodgieter en elektricien. Het pand staat er nog maar is verbouwd tot woonhuis en als zodanig bijna onherkenbaar.

Naast dit pand bevindt zich nu de werkplaats van installateur Fons Jansen

 

Dan kwam er een terrein dat in gebruik was als houtopslag voor de HAVO borstelfabriek. Er lagen vaak bomen opgestapeld en daarom was het voor ons als kinderen streng verboden om daar te zijn, zeer verstandig, lijkt mij.

Op dit terrein ligt nu de straat Mulderskamp.

 

B.G.54 en 56: Dan volgde er een vrijstaande woning waarin de familie Vriezen woonde. Bernardus Vriezen was machinist bij de vleeswarenfabriek van Poesse. Dit pand is gesloopt en daar staat nu een dubbele woning.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

B.G.50 en 52: Dan kwam er een, voor die tijd, moderne dubbele woning, links woonde de familie De Boer. Na de oorlog woonde er de familie Hallers, die waren in de oorlog weggebombardeerd uit het spoorwegwachtershuisje dat stond bij de spoorwegovergang aan de Ruurloseweg.

In de rechter helft van het huis woonde aannemer Bijenhof.

 

Dan kwam er op de hoek met de Insulindelaan een braakliggend terrein waarop in circa 1950 twee dubbele huizen zijn gebouwd voor personeel van de vleesfabriek van (toen) Welling.

 

B.G. 46 en 48: Één huizenblok kwam aan de Burgemeester Galléestraat te staan, het andere aan de Insulindelaan.

 

B.G. 42 en 44: Op de andere hoek met de Insulindelaan staat het pand van Emsbroek, groot woonhuis en winkel. Daar woonde het jonge gezin van Jan Emsbroek, zij verhuisden in 1948 naar het woonhuis en winkelpand aan de Zutphenseweg 1 waar later de diverse uitbreidingen van Gems tankbouw zouden plaatsvinden. De ouders van Jan Emsbroek gingen toen in dit pand aan de Burgemeester Galléestraat wonen, woningruil, dus.

 

 

Vanaf die tijd stonden er allerlei gegalvaniseerde artikelen bestemd voor de zuivelindustrie in de winkel, die als showroom diende voor het bedrijf van Emsbroek senior aan de Enkweg.

 

B.G.38: Het volgende pand bestond uit twee gedeelten, links woonde vanaf 1924 het slagersgezin  Jansen-Bodewes, zij hadden een zoon Martinus. In het rechter gedeelte van dit pand was de winkel en slachterij.

Rechts van dit pand werd na verloop van tijd een gloednieuw huis met winkel en slachterij gebouwd en in 1928 in gebruik genomen.

Later woonde in dat rechter gedeelte de familie Hulshof, Toon was elektricien en loodgieter en zijn vrouw had daar een piepklein winkeltje dat tot aan de nok toe gevuld was met elektrische apparaten en lampen, te veel om op te noemen. Ze hadden een dochter, Jolanda.

Vanaf de 60er jaren hebben in dit pand nog enkele winkeltjes gezeten die brood en banket verkochten, zoals mevr. Schuppers (1968-1970), Toon Schurink (1970-1976). Ook zat er nog enkele jaren een winkeltje dat ‘de Mölle’ heette.

 

B.G.36: Zoals we al lazen stond daar naast sinds 1928 het nieuwgebouwde pand van slager Antonius Jansen, moderne winkel met grote koelcel, slachterij en groot woonhuis.

 

Slagerij Jansen.

 

In 1933 werd zoon Martinus Jansen de volgende slager, hij trouwde met Maria Johanna Onstenk.

In dit jonge gezin werden acht kinderen geboren: Truus, Ton, Marga, Netty, Trees, Mayo, Thecla en Martin.

Later heeft jongste zoon Martin de zaak voortgezet, ook nog op een andere lokatie.

 

Slagersechtpaar Jansen en 2 van hun dochters na de winkelmodernisering.

 

Naast het pand van slager Jansen lag er een stuk bouwland dat in de diepte doorliep tot helemaal aan de Molenweg.

 

B.G.30 en 34: Hierop zijn in de vijftiger jaren twee duplexhuizen gebouwd voor personeel van de zuivelfabriek. Ik weet niet exact meer wie daar woonden, maar in ieder geval de Friese chef-kaasmaker Wibenga en zijn gezin, laboratoriummedewerker Eelke Langeler met zijn gezin en ook zuster Stoop van het Groene Kruis heeft daar gewoond. De vier duplexhuizen zijn tegenwoordig verbouwd tot twee woningen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tevens werd toen de Prins Bernhardweg aangelegd met daar langs huizen voor onder andere zuivelfabriek- en Empo personeel.

 

B.G.28: Het volgende woonhuis was vermoedelijk ook van de Empo, daarin woonde de familie Groothedde, ze hadden drie kinderen, Geert, Toos en Roelie. Later woonde er de familie Weekhout, ook zij hadden drie kinderen, Gijs, Marietje en Joke.

 

B.G.26: Daar naast stond sinds 1936 het pand van zadelmaker Luimes, woonhuis, winkel en werkplaats. De familie Luimes had vier kinderen: Annie, Henk, Willie en Lies.

 

Het eerste pand van zadelmaker Luimes in de 30-er jaren, het zou nog meerdere keren verbouwd worden.

 

Na de oorlog werd het werk van het maken van paardenzadels en tuigen steeds minder en ging Luimes over tot het maken van leren tassen en dergelijke. De kwaliteit van die producten was geweldig, ze gingen echt een mensenleven mee en waren dan nog niet versleten, ik weet dat uit eigen ervaring!

Toen Luimes zijn AOW kreeg deed hij zijn bedrijf over aan zijn neef Bert Lammers.

Luimes bouwde een bungalow schuin aan de overkant en zijn neef verbouwde de zaak tot woninginrichting.

 

Het is nu bijna niet meer voor te stellen maar naast het pand van Luimes lag in mijn jeugd een stuk bouwland van wel 150 meter breed, voordat het volgende huis zich aandiende. Het was een terrein dat minstens een halve meter hoger was dan de weg, vermoedelijk was het al zeer lange tijd in gebruik als cultuurgrond en dus door jaarlijkse bemesting met  plaggen uit de toenmalige potstallen, steeds hoger geworden.

 

 

Rechts het pand van Luimes, dat zijn 1e verbouwing/uitbreiding al had ondergaan. Duidelijk is het hoogteverschil te zien.

 

Mijn vader had er een stuk van gepacht en we verbouwden daar onder andere aardappels en groente. Ik heb daar, na de oorlog,  mijn eerste zakgeld verdiend met het zoeken en over de kling jagen van vele honderden Coloradokevers.

Ondertussen is dat bouwland echter verdwenen en zijn hier een viertal panden verrezen.

 

B.G.22: De eerste is een winkelpand dat in 1976 werd gebouwd door bakker Toon Schurink met de zeer toepasselijke naam Het Winkeltje.

 

"Het Winkeltje", gebouwd door bakker Toon Schurink in 1976, foto uit 2017.

 

B.G.20: Dan een bungalow, omstreeks 1960 gebouwd door Gerrit Albers van de gelijknamige kruidenierswinkel op de Nieuwstad

 

B.G.18: Daarnaast staat een woning, gebouwd door de familie Woltering

 

B.G.16: Dan een groot woonhuis, in de vijftiger jaren gebouwd voor het gezin van dierenarts Wechgelaer. Hij had zijn praktijk elders.

 

B.G.14; We komen dan aan een vooroorlogs huis, toenmaals ’t Hoekje geheten, waarin de familie Koerselman woonde. Het staat op de hoek met de Molenweg, vandaar de naam.

 

Gerrit Koerselman was notarisklerk bij meerdere notarissen.

In 1953 vierde hij een vrij zeldzaam jubileum, hij was toen maar liefst 50 jaar werkzaam op het Vordense notariskantoor, eerst bij notaris J.W. van Haeften (1903-1908); toen bij notaris R. Numans (1908-1929) en tenslotte bij notaris J. Rombach.

Het echtpaar G. Koerselman had 2 kinderen, Meinie en Reinhard. Meinie trouwde met Jan Kroeze die een bedrijf had in auto-onderdelen in Zutphen, zij woonden jarenlang in bij vader Gerrit Koerselman en vertrokken later naar Zutphen. Het huis werd verkocht aan Georg Seesink die er een autorijschool exploiteerde.

 

B.G.12: We steken de Molenweg over en zijn dan bij het woonhuis/annex winkel van de familie Reinhard Koerselman. Deze winkel was een soort bazaar waar echt bijna alles te koop was.

Het gezin Koerselman-Smeitink had drie kinderen, Gerrit, Hanneke en Remie.

Reinhard was ook jaren actief als bestuurslid van de Vordense winkeliersvereniging.

Nadat zij gestopt waren is het pand gekocht door de familie Smit die er in 1984 hun Wijnhandel Smit openden en waarvan een zoon hier nog steeds actief is.

 

B.G.10: Dan komen we nu bij het pand dat door de familie Norde in 1952 gebouwd is. Zoals al eerder in dit stukje werd beschreven moest hun vorige huis aan de overkant van de weg wijken voor de nieuwbouw van het pand van modewinkel Visser.

Later had Johan Norde jr. hier zijn assurantiekantoor.

 

B.G.8: Dan komen we bij een boerderijachtig huis waarin de familie Stapper woonde. Dit huis stond er al toen de weg verhard werd. Mevrouw Stapper was weduwe en heeft alleen drie kinderen grootgebracht, Dick, Hentje en Johan.

In 1954 is dit huis gesloopt en is er op die plaats een bungalow gebouwd door aannemer Joost Uenk van de Almenseweg, die er zelf met zijn gezin ging wonen.

Een foto van de vorige woning staat aan het begin van dit verhaal.

 

B.G.6: Dan was er de boomgaard van Camperman en op deze plek werd in 1965 een winkel/woonhuis gebouwd door Jan Wiekart, zoon van kapper Wiekart uit de Dorpsstraat. Jan begon daar met zijn Finse vrouw een banketbakkerszaak en bakje jarenlang onder meer de bekende Vordense ‘Zwanenhalzen’.

 

Tegenwoordig vinden we hier de groenten -en fruitzaak van Reinier en Leonie, foto uit 2017.

 

 

B.G.2 en 4: Tenslotte komt er dan nog een woning van het type twee onder een kap.

In de linker helft woonde in mijn jeugd de familie ‘Atte’ Barendsen. Atte was zijn bijnaam die door iedereen gebruikt werd, hij heette eigenlijk Gerhard Jan en was van beroep smid en handelaar in landbouwwerktuigen. Het echtpaar had een dochter Heiltje en zij was een van de kleuterjuffrouwen op de Nutskleuterschool aan Het Hoge.

 

 

In het rechter huis woonde sinds 1932 de familie Willem te Slaa. Die was eerst gemeenteveldwachter en later correspondent en journalist/correspondent voor meerdere kranten. Je kon bij hem ook advertenties opgeven.

Het echtpaar had vijf kinderen, waarvan een zoon, Dick, die activiteiten voortzette.

Later, en nog nu steeds woont hier de familie Wunderink.

 

Ik heb deze herinneringen met veel plezier weer ‘boven water’ gehaald en opgeschreven. Tijdens het schrijven kwamen er steeds weer nieuwe flarden van ‘oude gebeurtenissen’ boven drijven, leuk is dat!

Ik zal ook zeker wel het nodige vergeten zijn, dat mag toch, na zestig jaar?

Waar mijn geheugen mij in de steek liet ben ik bijgestaan door Henk Wiekart, Johan Norde en Truus Engberts-Jansen waarvoor bij dezen hartelijke dank!

Ook de Vereniging Oud Vorden hartelijk bedankt voor het mogen gebruiken van de foto's en ansichtkaarten.

 Wim Jansen 2017.