Mijn voorvader Lammert op Jebbekinck

 

Boerderij Jebbink.

Boerderij Jebbekinck, tegenwoordig boerderij Jebbink geheten en al genoemd in het jaar 1382, is één van de oudste boerderijen onder Vorden.

Zij is gelegen in de vroegere buurtschap Veldwijk, het adres heden ten dage is Zutphenseweg 92.

Deze boerderij is uitermate vakkundig en uitgebreid beschreven door Gerda Rossel van de boerderijen commissie van onze Vereniging Oud Vorden.

Het was lange tijd een pachtboerderij maar viel niet onder de Vordense kastelen. Sinds 1646 was het in het bezit van de stichting Oude en Nieuwe Gasthuis te Zutphen, die overigens meerdere boerderijen in het Vordense bezat.

 

Mijn connectie met boerderij Jebbekinck.

“Waor bun ie der ene van” was in Vorden in mijn jeugd een veel gestelde vraag als je voor het eerst bij vreemde mensen over de vloer kwam, bij voorbeeld als je voor het eerst na schooltijd bij een klasgenootje thuis ging spelen. “Ik bun van Jansen” was dan mijn antwoord, hetgeen meestal een schouderophalen tot gevolg had en het antwoord “Jansen, Jansen, daor bunt ter zo völle van, over welken Jansen heb ie ‘t?” “Jansen de kippenboer” was in veel gevallen al verhelderend, met vaak de toevoeging hunnerzijds “Oh ja, dan is oew moeder Bertha Schuppers van den bakker. Zeg dat dan metene want die kent iederene in Vorden.

En dat klopte als een bus want mijn vader was ‘import’ in Vorden en hier in 1925 vanuit Laag Keppel komen wonen, terwijl mijn moeder hier was geboren en getogen.

Heel veel mensen hadden toen een tweede naam, die heel vaak ook als eerste (hoofd)naam gebruikt werd en dat was de naam van de boerderij waarop ze woonden, zoals Weustenenk van ‘t Addink  of Tjoonk van ’t Bosmanshuus. Straatnamen waren toen nog onbekend in Vorden, in het dorp hadden alle huizen de buurtletter ’a’, buurtschap Delden had ‘b’, buurtschap Veldwijk had ‘c’, buurtschap Mossel had  ‘d’ en Linde had ‘ e’, met daarachter een nummer, b.v. C67

Dat noemen naar de boerderij was al heel lang gebruikelijk, dat stamde uit de middeleeuwen en was bij tijd en wijle behoorlijk ingewikkeld, aangezien mensen bij verhuizing of introuwen bij huwelijk van naam wisselden, voorbeeld: Jan Addink trouwde in op boerderij Wolterink en noemde zich vanaf die dag eerst Jan Addink op Wolterink, hetgeen langzamerhand verbasterde tot Jan Wolterink. Ook de geboren kinderen kregen dan de achternaam Wolterink in plaats van Addink.

Tenslotte was het de Franse Keizer Napoleon die, tijdens de Franse bezetting van ons land tussen 1793 en 1813, beval dat iedereen verplicht werd om een eigen definitieve naam aan te nemen. Vooral voor Keizer Napoleon zelf was dat trouwens van groot belang want voor zijn geplande oorlog tegen onder anderen Rusland had hij duizenden extra manschappen nodig en die moesten natuurlijk wel keurig op naam uitgenodigd kunnen worden om zich als toekomstig keizerlijk soldaat te melden.

Deze Franse administratie beviel onze eigen regering van het nieuw gestarte koninkrijk Holland na 1813 zo goed dat die altijd is blijven bestaan onder het mom van: “verwerp het foute maar behoud het goede”.

 

Veel Jansens in Vorden, maar geen familie, of…..toch?

Ook kwamen er in mijn jeugd vaak vragen over de toen veel voorkomende naam Jansen in Vorden: ‘hebt ielle hier ok familie, met zo völle Jansens in de buurte’?

Die vraag heb ik altijd beantwoord met een volmondig nee, hetgeen ook de volle waarheid was. Ik dacht toen zelf trouwens dat ik buiten de familie Schuppers hier in Vorden totaal geen familie had. Dat echter bleek later op een grote misrekening te berusten en daar kom je pas achter als je met pensioen bent en je, als hobby, besluit om je eigen stamboom eens te gaan uitpluizen. Dan gaat er echt een hele nieuwe wereld voor je open en ontdek je feiten waarop je totaal niet gerekend had.

En daarover gaat de rest van dit stukje.

Jouw eigen stamboom maken, verveling of interesse?

Alleen al de aanleiding om mijn eigen stamboom te gaan uitzoeken begon bij mij op een niet-alledaagse manier, zoals wel meer gebeurtenissen in mijn leven, trouwens.

Voor die tijd was ik totaal niet bezig met familiezaken van vroeger en dat was ook bij ons thuis nooit gespreksstof geweest, iets waar ik nu spijt van heb als haren op mijn hoofd, want ik weet echt nauwelijks hoe de jeugd van mijn ouders is verlopen.

Gesprekken, zoals vaak zo romantisch beschreven worden in Achterhoekse boeken, over opa’s of ome’s of andere huisgenoten, soms wel 4 generaties onder één dak, die bij het vrolijk knapperende openhaardvuur vertelden over hoe het er hun jeugd aan toe ging, zijn in mijn jeugd bij ons thuis nooit gevoerd. Praktisch was dat trouwens ook onmogelijk, want ten eerste hadden we geen knapperend openhaardvuur maar een kachel gestookt met vooral hout, turf, eierkolen, antraciet of briketten en ten tweede waren mijn beide opa’s toen al lang overleden.

Wij bespraken s’ avonds aan tafel hooguit de recent gebeurde feiten van die dag en luisterden om acht uur naar de nieuwsberichten op de radio en daarna werd er hooguit wat gepraat over wat we daarvan dan wel vonden.

 

De aanleiding tot het begin van mijn stamboomonderzoek.

Een vijftien jaar oudere neef van mij, waarmee we soms contact hadden, vroeg mij op een gegeven moment of ik zijn minimale taken bij het onderhoud van ons familiegraf op het kerkhof in Hoog Keppel van hem zou willen overnemen aangezien hij al tegen de tachtig liep en niet wist wie dat anders zou kunnen of willen doen. Van het bestaan van dat familiegraf was ik trouwens nauwelijks op de hoogte en we besloten om er samen eens een bezoek te gaan brengen, zodat ik wist waar het was en zo.

Nu is het kerkhof van Hoog Keppel nog steeds, zoals van ouds, rondom het kerkje gelegen, een geweldig mooi en stemmig geheel. Ik genoot van de sfeer aldaar en heb er een kwartiertje bij ons familiegraf doorgebracht, zittend op een hoek van de grafsteen.

Vreemd, toevallig misschien, maar vanaf dat moment ging ik mij interesseren in dit voor mij totaal nieuwe stukje geschiedenis in mijn leven en wilde ik er alles over weten, met name waarom daar mijn overgrootouders lagen, terwijl het de grootouders van mijn neef waren, hoe zat dat toch allemaal in elkaar?

In die tijd nam ik mij voor om daar eens het fijne van aan de weet te komen en dus eens uit te gaan zoeken hoe onze familie-vork in de steel zat.

Maar hoe begin je eigenlijk met het uitzoeken van jouw eigen stamboom, was mijn volgende gedachte. Tegenwoordig leer je dat in één middag in het Old  Vorden Huus op een cursus van Wim Ruiterkamp, maar dat was toen wel heel anders!

In Zutphen, waar ik woonde, bleek er een afdeling van Het Gilde te bestaan die, als hobby, mensen hielp met allerlei zaken en dus ook met het starten van een stamboom-onderzoek, officieel trouwens genealogie genoemd.

Een ouder echtpaar ontfermde zich over mij en mijn nieuwe hobby en dat was alleen al een belevenis, want ze bewoonden een kleine seniorenwoning die volledig was ingericht als archief. Letterlijk overal in hun woning stonden archiefkasten, gevuld met ordners, boeken, tijdschriften en ga zo maar door, echt onvoorstelbaar!

Daar werd ik in pakweg een uurtje klaargestoomd voor mijn onderzoek en gewezen op alle mogelijke zoekmogelijkheden die er op dat moment te vinden waren.

Alle onderzoek speelde zich in die tijd nog af in de plaatselijke, regionale en provinciale archieven die ik per fiets, trein en auto bezocht, in heel oost Nederland. Gelukkig hoefde ik niet naar de rest van het land, aangezien het overgrote deel van mijn voorouders hun leven hadden gesleten in de Achterhoek. Een vermoeiende maar wel erg gezellige bezigheid, waar je vooral ook door mede-onderzoekers tijdens de koffiepraatjes verder werd geholpen in het doolhof van zoekmethoden.

Ik hoor het ze trouwens nog zeggen, toen, in hun archiefwoning: “Meneer Jansen, u begint nu aan een hobby, waarmee u nooit helemaal klaar zult zijn”.

Na een tijd van rust en tanende interesse hervatte ik in 2014 mijn onderzoek , maar nu voor het eerst via internet, waarop vanaf die tijd een enorme hoeveelheid gegevens ter beschikking kwam.

Ik vatte het plan op om mijn onderzoek te gaan publiceren in het Oostgelders Tijdschrift voor Genealogie en Boerderijonderzoek en naar aanleiding daarvan kwam er toen tevens een golf van reacties los van andere onderzoekers met aanvullende informatie over mijn- en dus ook hun voorouders. 

Op den duur kwam ik geleidelijk aan zo achter de gegevens van circa 360 voorouders en door het bekend worden van steeds meer gegevens op internet is dat aantal nu opgelopen tot 420 personen van wie ik rechtstreeks afstam.

Mijn oudst bekende voorvader is Henrich van Zeijst, geboren omstreeks 1460 in Hengelo (Gld). Henrich is overleden in 1506, ongeveer 46 jaar oud, doodsoorzaak: gesneuveld. Hij leefde 15 generaties voor mij en is dus mijn stamoudgrootvader.

Mijn hierboven gemelde mededeling dat ik geen familie in Vorden heb moet ik, met de huidige kennis, dan toch enigszins bijstellen. Er komen weliswaar in Vorden geen families Jansen van mij voor maar ik heb wel degelijk voorouders in het Vordense. Die woonden onder anderen op boerderij Kok bij kasteel De Wiersse, op boerderij Klein Onstein in Linde en, zoals hier boven vermeld, op boerderij Jebbekinck in Veldwijk, tegenwoordig boerderij Jebbink geheten en met het adres Zutphenseweg 92.

Dat is een verrassend en bijzonder feit dat ik totaal niet had verwacht en het is één van de vele bijzondere ontdekkingen die je doet bij het maken van je stamboom.

Hieronder een afbeelding van De Achterhoek, de streek waar het overgrote deel van mijn voorvaderen geboren werd en gewoond heeft. 

De groengemaakte plaatsnamen geven hun geboorte/woonplaats aan.

 

 

 

 

 

Nog een grotere verrassing.

En……..heel soms kom je zaken tegen die je echt totaal niet verwacht.

Toen mijn kleindochter trouwde met een man met de, in mijn oren nogal Vordens klinkende naam Brinkerhof, dacht ik soms al wel terloops dat zijn roots wel eens in Vorden zouden kunnen liggen, zonder daar verder bij stil te staan, overigens.

Toen in 2021 hun zoon werd geboren vond ik het na verloop van tijd gewenst om die, als mijn eerste achterkleinkind, in te voeren in mijn kwartierstaat. Om dat zo volledig mogelijk te kunnen doen vroeg ik om aanvullende informatie en gegevens van de familie Brinkerhof, zodat ik aan de slag kon, want, zoals iedere stamboomonderzoeker wel weet zijn de eerste honderd jaren na iemands geboorte door de privacywet goed beschermd en niet in te zien, of op internet te vinden. Dus dan is het zonder gegevens onmogelijk om aan de gang te komen.

Toen ik die gegevens kreeg begon mijn zoektocht en wat ik al vermoedde bleek bewaarheid te worden: de Brinkerhofs kwamen, via Warnsveld, uit Vorden.

Terug in de tijd zoekend en door huwelijk en het daarbij behorend introuwen op ander boerderijen ging hun naam Brinkerhof via de namen Oldenkamp en Haverkamp over op Jebbekinck en de voornaam van die eerste was Arendt.

Deze Arendt was landbouwer op boerderij Jebbekinck en tevens rotmeester in de buurtschap Veldwijk.

Een rotmeester geeft leiding aan een groep volwassen mannen, al dan niet bewapend, in een buurtschap (rot). Zij zorgden bij brand, ongeregeldheden e.d. voor  de veiligheid van alle buurtbewoners in hun rot. Zo’n groep werd, bij calamiteiten, aangestuurd door de centrale overheid.

Arendt bleef in onze tijd geen onbekende Vordenaar, want een klein deel van zijn leven wordt beschreven door onze oud -plaatsgenoot en bedreven snuffelaar in oude documenten Ben Wullink in zijn boek “Den complotterije en oproer bij de verkiezinge van een vacant predicants plaatsje binnen Vorden”:

Dit werd er zoal geschreven over ons geachte familielid:

Een onverkwikkelijke zaak in Vorden die speelde over de benoeming van een nieuwe dominee in het jaar 1713, zo’n kwestie die het hele dorp tot op het bot verdeelde in 2 ruziënde kampen. Voor wie dit boekje nog niet kent; het is een echte aanrader en het zou eigenlijk in geen enkele boekenkast in Vorden mogen ontbreken.

Maar ik dwaal af. Deze Arendt, voorvader dus van mijn achterkleinzoon, was een man die zich nou niet direct neerlegde bij achterkamertjesgekonkel en dan ook daadwerkelijk optrad, zelfs tegen de Baron van Hackfort en die had toch heel wat in de melk te brokkelen in het toenmalige Vordense!

Uiteindelijk is zijn handelen met een sisser afgelopen en werd zijn aandeel met het betalen van een paar goudguldens geschikt. Maar dat leest u vast zelf nog wel eens in dit fraaie boekje!

Arendt Jebbekinck (geb.1673) was de oudste zoon in het gezin van Jan (op) Jebbekinck en diens echtgenote Geertjen Jansen (nee, geen familie).

Deze Arendt was echter niet het oudste kind in het gezin van Jan (op) Jebbekinck, hij had een oudere zuster,Trijntjen genaamd (geb.1671), die in Steenderen trouwde met Jan Peters Pennekamp en laat dat nou een voorouder zijn van……………….mij! Want mijn overgrootmoeder heet Geertruida Pennekamp. 

Conclusie 1: Jan (op) Jebbekinck, de vader van deze beide kinderen, is de gezamenlijke voorouder en dus de schakel in de band van zowel de familie Brinkerhof als van de familie Jansen.

Conclusie 2: mijn kleindochter en haar man zijn, ook al is dat heel ver (350 jaar en 11 generaties)  terug in hun verleden, aan elkaar verwant!

 

Toeval of……………?

Wie het (zeker) weet mag het zeggen. Ik kan alleen voor me zelf spreken en dat is dat ik nooit ook maar het kleinste vermoeden had dat dit één van de resultaten van mijn stamboomonderzoek zou kunnen zijn.

Zeker weet ik wel dat, als ik dit stamboomonderzoek niet had gedaan, dit bijzondere feit nooit aan het licht gekomen zou zijn.

‘De wereld is maar klein’, zeggen sommige mensen en dit is er misschien wel een voorbeeld van, zou kunnen, toch?